Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. praktiseren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de praktiseren de neerlandés a sueco

praktiseren:

praktiseren verbo (praktiseer, praktiseert, praktiseerde, praktiseerden, gepraktiseerd)

  1. praktiseren (sport uitoefenen)
    praktisera; använda; tillämpa
    • praktisera verbo (praktiserar, praktiserade, praktiserat)
    • använda verbo (använder, använde, använt)
    • tillämpa verbo (tillämpar, tillämpade, tillämpat)

Conjugaciones de praktiseren:

o.t.t.
  1. praktiseer
  2. praktiseert
  3. praktiseert
  4. praktiseren
  5. praktiseren
  6. praktiseren
o.v.t.
  1. praktiseerde
  2. praktiseerde
  3. praktiseerde
  4. praktiseerden
  5. praktiseerden
  6. praktiseerden
v.t.t.
  1. heb gepraktiseerd
  2. hebt gepraktiseerd
  3. heeft gepraktiseerd
  4. hebben gepraktiseerd
  5. hebben gepraktiseerd
  6. hebben gepraktiseerd
v.v.t.
  1. had gepraktiseerd
  2. had gepraktiseerd
  3. had gepraktiseerd
  4. hadden gepraktiseerd
  5. hadden gepraktiseerd
  6. hadden gepraktiseerd
o.t.t.t.
  1. zal praktiseren
  2. zult praktiseren
  3. zal praktiseren
  4. zullen praktiseren
  5. zullen praktiseren
  6. zullen praktiseren
o.v.t.t.
  1. zou praktiseren
  2. zou praktiseren
  3. zou praktiseren
  4. zouden praktiseren
  5. zouden praktiseren
  6. zouden praktiseren
diversen
  1. praktiseer!
  2. praktiseert!
  3. gepraktiseerd
  4. praktiserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for praktiseren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
använda praktiseren; sport uitoefenen aangrijpen; aanwenden; benutten; bezigen; doorjagen; gebruik maken van; gebruiken; gelden; hanteren; inspannen; moeite geven; omleggen; opmaken; profiteren; solliciteren; toepassen; utiliseren; van kracht zijn; verbruiken
praktisera praktiseren; sport uitoefenen beoefenen; instuderen; leren; uitoefenen
tillämpa praktiseren; sport uitoefenen