Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. redetwist:
  2. redetwisten:
  3. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de redetwist de neerlandés a sueco

redetwist:


redetwisten:

redetwisten verbo (redetwist, redetwistte, redetwistten, geredetwist)

  1. redetwisten (twisten; disputeren; argumenteren)
    diskutera; debatera
    • diskutera verbo (diskuterar, diskuterade, diskuterat)
    • debatera verbo (debaterar, debaterade, debaterat)

Conjugaciones de redetwisten:

o.t.t.
  1. redetwist
  2. redetwist
  3. redetwist
  4. redetwisten
  5. redetwisten
  6. redetwisten
o.v.t.
  1. redetwistte
  2. redetwistte
  3. redetwistte
  4. redetwistten
  5. redetwistten
  6. redetwistten
v.t.t.
  1. heb geredetwist
  2. hebt geredetwist
  3. heeft geredetwist
  4. hebben geredetwist
  5. hebben geredetwist
  6. hebben geredetwist
v.v.t.
  1. had geredetwist
  2. had geredetwist
  3. had geredetwist
  4. hadden geredetwist
  5. hadden geredetwist
  6. hadden geredetwist
o.t.t.t.
  1. zal redetwisten
  2. zult redetwisten
  3. zal redetwisten
  4. zullen redetwisten
  5. zullen redetwisten
  6. zullen redetwisten
o.v.t.t.
  1. zou redetwisten
  2. zou redetwisten
  3. zou redetwisten
  4. zouden redetwisten
  5. zouden redetwisten
  6. zouden redetwisten
diversen
  1. redetwist!
  2. redetwist!
  3. geredetwist
  4. redetwistend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for redetwisten:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
diskutera bespreken; spreken over
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
debatera argumenteren; disputeren; redetwisten; twisten
diskutera argumenteren; disputeren; redetwisten; twisten argumenteren; bediscussiëren; bepraten; beredeneren; bespreken; converseren; debatteren; discussiëren; doordiscussiëren; doorpraten; doorspreken; onderwerp behandelen; praten; praten over; redeneren; spreken; spreken over

Palabras relacionadas con "redetwisten":


Wiktionary: redetwisten


Cross Translation:
FromToVia
redetwisten argumentera; hävda argue — intransitive: to debate, disagree, or discuss opposing or differing viewpoints
redetwisten krångla quarrel — to contend, argue strongly, squabble