Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. ringeloren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de ringeloren de neerlandés a sueco

ringeloren:

ringeloren verbo (ringeloor, ringeloort, ringeloorde, ringeloorden, geringeloord)

  1. ringeloren (intimideren; tiranniseren)
    trakassera; skälla ut; hunsa; tufsa till
    • trakassera verbo (trakasserar, trakasserade, trakasserat)
    • skälla ut verbo (skäller ut, skällde ut, skällt ut)
    • hunsa verbo (hunsar, hunsade, hunsat)
    • tufsa till verbo (tufsar till, tufsade till, tufsat till)

Conjugaciones de ringeloren:

o.t.t.
  1. ringeloor
  2. ringeloort
  3. ringeloort
  4. ringeloren
  5. ringeloren
  6. ringeloren
o.v.t.
  1. ringeloorde
  2. ringeloorde
  3. ringeloorde
  4. ringeloorden
  5. ringeloorden
  6. ringeloorden
v.t.t.
  1. ben geringeloord
  2. bent geringeloord
  3. is geringeloord
  4. zijn geringeloord
  5. zijn geringeloord
  6. zijn geringeloord
v.v.t.
  1. was geringeloord
  2. was geringeloord
  3. was geringeloord
  4. waren geringeloord
  5. waren geringeloord
  6. waren geringeloord
o.t.t.t.
  1. zal ringeloren
  2. zult ringeloren
  3. zal ringeloren
  4. zullen ringeloren
  5. zullen ringeloren
  6. zullen ringeloren
o.v.t.t.
  1. zou ringeloren
  2. zou ringeloren
  3. zou ringeloren
  4. zouden ringeloren
  5. zouden ringeloren
  6. zouden ringeloren
en verder
  1. heb geringeloord
  2. hebt geringeloord
  3. heeft geringeloord
  4. hebben geringeloord
  5. hebben geringeloord
  6. hebben geringeloord
diversen
  1. ringeloor!
  2. ringeloort!
  3. geringeloord
  4. ringelorend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ringeloren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
skälla ut afsnauwen; uitvallen tegen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
hunsa intimideren; ringeloren; tiranniseren
skälla ut intimideren; ringeloren; tiranniseren uitbrander geven; uitfoeteren; uitkafferen; uitschelden; uitvloeken
trakassera intimideren; ringeloren; tiranniseren harrewarren; koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren
tufsa till intimideren; ringeloren; tiranniseren