Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. simuleren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de simuleren de neerlandés a sueco

simuleren:

simuleren verbo (simuleer, simuleert, simuleerde, simuleerden, gesimuleerd)

  1. simuleren (fingeren; veinzen; voorwenden)
    låtsas; fejka; simulera
    • låtsas verbo (låtsar, låtsade, låtsat)
    • fejka verbo (fejkar, fejkade, fejkat)
    • simulera verbo (simulerar, simulerade, simulerat)

Conjugaciones de simuleren:

o.t.t.
  1. simuleer
  2. simuleert
  3. simuleert
  4. simuleren
  5. simuleren
  6. simuleren
o.v.t.
  1. simuleerde
  2. simuleerde
  3. simuleerde
  4. simuleerden
  5. simuleerden
  6. simuleerden
v.t.t.
  1. heb gesimuleerd
  2. hebt gesimuleerd
  3. heeft gesimuleerd
  4. hebben gesimuleerd
  5. hebben gesimuleerd
  6. hebben gesimuleerd
v.v.t.
  1. had gesimuleerd
  2. had gesimuleerd
  3. had gesimuleerd
  4. hadden gesimuleerd
  5. hadden gesimuleerd
  6. hadden gesimuleerd
o.t.t.t.
  1. zal simuleren
  2. zult simuleren
  3. zal simuleren
  4. zullen simuleren
  5. zullen simuleren
  6. zullen simuleren
o.v.t.t.
  1. zou simuleren
  2. zou simuleren
  3. zou simuleren
  4. zouden simuleren
  5. zouden simuleren
  6. zouden simuleren
en verder
  1. ben gesimuleerd
  2. bent gesimuleerd
  3. is gesimuleerd
  4. zijn gesimuleerd
  5. zijn gesimuleerd
  6. zijn gesimuleerd
diversen
  1. simuleer!
  2. simuleert!
  3. gesimuleerd
  4. simulerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for simuleren:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
fejka fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden
låtsas fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden beweren; huichelen; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven
simulera fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden huichelen