Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. smashen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de smashen de neerlandés a sueco

smashen:

smashen verbo (smash, smasht, smashte, smashten, gesmasht)

  1. smashen
    krossa; slå sönder
    • krossa verbo (krossar, krossade, krossat)
    • slå sönder verbo (slår sönder, slog sönder, slagit sönder)

Conjugaciones de smashen:

o.t.t.
  1. smash
  2. smasht
  3. smasht
  4. smashen
  5. smashen
  6. smashen
o.v.t.
  1. smashte
  2. smashte
  3. smashte
  4. smashten
  5. smashten
  6. smashten
v.t.t.
  1. heb gesmasht
  2. hebt gesmasht
  3. heeft gesmasht
  4. hebben gesmasht
  5. hebben gesmasht
  6. hebben gesmasht
v.v.t.
  1. had gesmasht
  2. had gesmasht
  3. had gesmasht
  4. hadden gesmasht
  5. hadden gesmasht
  6. hadden gesmasht
o.t.t.t.
  1. zal smashen
  2. zult smashen
  3. zal smashen
  4. zullen smashen
  5. zullen smashen
  6. zullen smashen
o.v.t.t.
  1. zou smashen
  2. zou smashen
  3. zou smashen
  4. zouden smashen
  5. zouden smashen
  6. zouden smashen
en verder
  1. ben gesmasht
  2. bent gesmasht
  3. is gesmasht
  4. zijn gesmasht
  5. zijn gesmasht
  6. zijn gesmasht
diversen
  1. smash!
  2. smasht!
  3. gesmasht
  4. smashend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for smashen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
krossa smashen 'n aframmeling geven; aan stukken breken; aframmelen; afrossen; afslijpen; bedwingen; beteugelen; breken; erafslijpen; fijn drukken; fijndrukken; fijnmaken; in bedwang houden; in de prak rijden; in elkaar rammen; in elkaar timmeren; kapotdrukken; onderdrukken; platdrukken; platmaken; pletten; stukbreken; terughouden; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren; vijzelen
slå sönder smashen aan stukken slaan; breken; fijnmaken; in de prak rijden; in stukken breken; inslaan; kapotbreken; kapotgooien; kapotslaan; platdrukken; stukgooien; stukslaan; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren