Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. verkankeren:


Neerlandés

Traducciones detalladas de verkankeren de neerlandés a sueco

verkankeren:

verkankeren verbo (verkanker, verkankert, verkankerde, verkankerden, verkankerd)

  1. verkankeren (iets bederven; verpesten)
    förstöra; fördärva
    • förstöra verbo (förstör, förstörde, förstört)
    • fördärva verbo (fördärvar, fördärvade, fördärvat)

Conjugaciones de verkankeren:

o.t.t.
  1. verkanker
  2. verkankert
  3. verkankert
  4. verkankeren
  5. verkankeren
  6. verkankeren
o.v.t.
  1. verkankerde
  2. verkankerde
  3. verkankerde
  4. verkankerden
  5. verkankerden
  6. verkankerden
v.t.t.
  1. heb verkankerd
  2. hebt verkankerd
  3. heeft verkankerd
  4. hebben verkankerd
  5. hebben verkankerd
  6. hebben verkankerd
v.v.t.
  1. had verkankerd
  2. had verkankerd
  3. had verkankerd
  4. hadden verkankerd
  5. hadden verkankerd
  6. hadden verkankerd
o.t.t.t.
  1. zal verkankeren
  2. zult verkankeren
  3. zal verkankeren
  4. zullen verkankeren
  5. zullen verkankeren
  6. zullen verkankeren
o.v.t.t.
  1. zou verkankeren
  2. zou verkankeren
  3. zou verkankeren
  4. zouden verkankeren
  5. zouden verkankeren
  6. zouden verkankeren
diversen
  1. verkanker!
  2. verkankert!
  3. verkankerd
  4. verkankerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verkankeren:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
förstöra afbraak; sloop
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
fördärva iets bederven; verkankeren; verpesten bederven; vergallen; verknoeien; verpesten
förstöra iets bederven; verkankeren; verpesten 'n aframmeling geven; aantasten; aanvreten; afbreken; aframmelen; afrossen; bederven; beschadigen; breken; iets vergallen; in elkaar rammen; in elkaar timmeren; liquideren; neerhalen; omverhalen; ontkrachten; ontzenuwen; ruineren; slopen; stukmaken; te gronde richten; uit elkaar halen; uitroeien; verbroddelen; verdelgen; vergallen; verklungelen; verknallen; verknoeien; vernielen; vernietigen; verpesten; verwoesten; verzieken; weerleggen
OtherTraducciones relacionadasOther Translations
förstöra laten exploderen; opblazen
ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
fördärva bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot