Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. verrekte:
  2. verrekken:


Neerlandés

Traducciones detalladas de verrekte de neerlandés a sueco

verrekte:

verrekte adj.

  1. verrekte (donders)

Translation Matrix for verrekte:

ModifierTraducciones relacionadasOther Translations
djävulsk donders; verrekte demonisch; demonische; donders; verduiveld
djävulskt donders; verrekte demonisch; demonische; satanisch

verrekte forma de verrekken:

verrekken verbo (verrek, verrekt, verrekte, verrekten, verrekt)

  1. verrekken (creperen; zieltogen)
    ; omkomma; avlida
    • verbo (dör, dog, dött)
    • omkomma verbo (omkommer, omkomm, omkommit)
    • avlida verbo (avlider, avled, avlidit)
  2. verrekken (hongerlijden; verhongeren; hongeren)
    svälta
    • svälta verbo (svälter, svältte, svält)

Conjugaciones de verrekken:

o.t.t.
  1. verrek
  2. verrekt
  3. verrekt
  4. verrekken
  5. verrekken
  6. verrekken
o.v.t.
  1. verrekte
  2. verrekte
  3. verrekte
  4. verrekten
  5. verrekten
  6. verrekten
v.t.t.
  1. heb verrekt
  2. hebt verrekt
  3. heeft verrekt
  4. hebben verrekt
  5. hebben verrekt
  6. hebben verrekt
v.v.t.
  1. had verrekt
  2. had verrekt
  3. had verrekt
  4. hadden verrekt
  5. hadden verrekt
  6. hadden verrekt
o.t.t.t.
  1. zal verrekken
  2. zult verrekken
  3. zal verrekken
  4. zullen verrekken
  5. zullen verrekken
  6. zullen verrekken
o.v.t.t.
  1. zou verrekken
  2. zou verrekken
  3. zou verrekken
  4. zouden verrekken
  5. zouden verrekken
  6. zouden verrekken
diversen
  1. verrek!
  2. verrekt!
  3. verrekt
  4. verrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verrekken:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
creperen
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
avlida creperen; verrekken; zieltogen bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; omkomen; ontslapen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; verscheiden; versterven; wegvallen
creperen; verrekken; zieltogen afsterven; bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; kapotgaan; omkomen; ontslapen; ophouden; overlijden; sneuvelen; sterven; uitsterven; vallen; verscheiden; versterven; wegvallen
omkomma creperen; verrekken; zieltogen versterven
svälta hongeren; hongerlijden; verhongeren; verrekken honger hebben; honger lijden; hongeren; rammelen; uithongeren; verhongeren