Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. vervaagd:
  2. vervagen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de vervaagd de neerlandés a sueco

vervaagd:


vervagen:

vervagen verbo (vervaag, vervaagt, vervaagde, vervaagden, vervaagd)

  1. vervagen (vaal worden; vervalen; verschieten; verkleuren)
    blekna
    • blekna verbo (bleknar, bleknade, bleknat)
  2. vervagen (verbleken; tanen)
    blekna; blekna bort
    • blekna verbo (bleknar, bleknade, bleknat)
    • blekna bort verbo (bleknar bort, bleknade bort, bleknat bort)
  3. vervagen (in elkaar overlopen; vervloeien)
    smälta
    • smälta verbo (smälter, smälte, smält)

Conjugaciones de vervagen:

o.t.t.
  1. vervaag
  2. vervaagt
  3. vervaagt
  4. vervagen
  5. vervagen
  6. vervagen
o.v.t.
  1. vervaagde
  2. vervaagde
  3. vervaagde
  4. vervaagden
  5. vervaagden
  6. vervaagden
v.t.t.
  1. ben vervaagd
  2. bent vervaagd
  3. is vervaagd
  4. zijn vervaagd
  5. zijn vervaagd
  6. zijn vervaagd
v.v.t.
  1. was vervaagd
  2. was vervaagd
  3. was vervaagd
  4. waren vervaagd
  5. waren vervaagd
  6. waren vervaagd
o.t.t.t.
  1. zal vervagen
  2. zult vervagen
  3. zal vervagen
  4. zullen vervagen
  5. zullen vervagen
  6. zullen vervagen
o.v.t.t.
  1. zou vervagen
  2. zou vervagen
  3. zou vervagen
  4. zouden vervagen
  5. zouden vervagen
  6. zouden vervagen
diversen
  1. vervaag!
  2. vervaagt!
  3. vervaagd
  4. vervagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vervagen:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
smälta gesmolten massa; smelt
VerbTraducciones relacionadasOther Translations
blekna tanen; vaal worden; verbleken; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen achteruitgaan; afnemen; bleek worden; declineren; minder worden; van kleur veranderen; verflauwen; verkleuren; verslappen; wit wegtrekken; wit worden
blekna bort tanen; verbleken; vervagen
smälta in elkaar overlopen; vervagen; vervloeien doen smelten; door hitte vloeibaar worden; ontbinden; opheffen; smelten; uiteen doen gaan; verbijten; verkroppen