Resumen


Neerlandés

Traducciones detalladas de kavel de neerlandés a español

kavel:

kavel [de ~ (m)] sustantivo

  1. de kavel (gebied; perceel; terrein; bouwterrein)
    el campo; el terreno; la zona; la región; la parcela; la finca; el edificio; el campamento; el campo de concentración

Translation Matrix for kavel:

NounTraducciones relacionadasOther Translations
campamento bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein gevecht; handgemeen; kamp; kampement; kloppartij; knokpartij; legering; legerkamp; legerplaats; matpartij; strijden; tentenkamp; vechtpartij
campo bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein akker; bouwland; emplacement; gevecht; gras; grasmat; grond; kamp; land; landschap; legerplaats; mat; platteland; rayon; rayon van een bedrijf; strijd; veld; worsteling
campo de concentración bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein concentratiekamp; gevecht; kamp; legerplaats; strijd; worsteling
edificio bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein bouwsel; bouwwerk; gebouw; pand
finca bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein boerderij; boerenerf; boerenhoeve; boerenhofstede; bouwsel; bouwwerk; buitenhuis; buitenverblijf; erf; gebouw; heem; hoeve; hof; landhuis; pand
parcela bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein bouwwerk; gebouw; gevecht; kamp; pand; perceel; strijd; worsteling
región bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein aardigheidje; cacheregio; district; gebied; gebiedsdeel; gewest; gordel; gouw; hoek; kanton; landstreek; oord; plaats; presentje; provincie; rayon; regio; ressort; rijksdeel; streek; terrein; territorium; zone
terreno bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein aarde; aardkorst; akker; bodem; bodemoppervlak; bouwland; district; emplacement; gebiedsdeel; grond; stuk land; veld
zona bouwterrein; gebied; kavel; perceel; terrein aardigheidje; district; gebied; gebiedsdeel; gewest; gordel; gouw; hoek; kanton; landstreek; leefgebied; locatie; oord; plaats; plek; presentje; regio; rijksdeel; streek; terrein; territorium; zone; zône

Palabras relacionadas con "kavel":

  • kavelen, kavels, kaveltje, kaveltjes

kavelen:

kavelen verbo (kavel, kavelt, kavelde, kavelden, gekaveld)

  1. kavelen (verkavelen; verdelen)

Conjugaciones de kavelen:

o.t.t.
  1. kavel
  2. kavelt
  3. kavelt
  4. kavelen
  5. kavelen
  6. kavelen
o.v.t.
  1. kavelde
  2. kavelde
  3. kavelde
  4. kavelden
  5. kavelden
  6. kavelden
v.t.t.
  1. heb gekaveld
  2. hebt gekaveld
  3. heeft gekaveld
  4. hebben gekaveld
  5. hebben gekaveld
  6. hebben gekaveld
v.v.t.
  1. had gekaveld
  2. had gekaveld
  3. had gekaveld
  4. hadden gekaveld
  5. hadden gekaveld
  6. hadden gekaveld
o.t.t.t.
  1. zal kavelen
  2. zult kavelen
  3. zal kavelen
  4. zullen kavelen
  5. zullen kavelen
  6. zullen kavelen
o.v.t.t.
  1. zou kavelen
  2. zou kavelen
  3. zou kavelen
  4. zouden kavelen
  5. zouden kavelen
  6. zouden kavelen
en verder
  1. is verkaveld
diversen
  1. kavel!
  2. kavelt!
  3. gekaveld
  4. kavelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kavelen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
parcelar kavelen; verdelen; verkavelen

Palabras relacionadas con "kavelen":