Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. ontraadselen:


Neerlandés

Traducciones detalladas de ontraadselen de neerlandés a sueco

ontraadselen:

ontraadselen verbo (ontraadsel, ontraadselt, ontraadselde, ontraadselden, ontraadseld)

  1. ontraadselen (ontwarren; uitzoeken; uitpluizen; )
    reda ut; reda upp
    • reda ut verbo (reder ut, redde ut, rett ut)
    • reda upp verbo (reder upp, redde upp, rett upp)
  2. ontraadselen (oplossen; ontrafelen; ontwarren; ontknopen)
    lösa upp; lösa sig; klara upp
    • lösa upp verbo (löser upp, löste upp, löst upp)
    • lösa sig verbo (löser sig, löste sig, löst sig)
    • klara upp verbo (klarar upp, klarade upp, klarat upp)

Conjugaciones de ontraadselen:

o.t.t.
  1. ontraadsel
  2. ontraadselt
  3. ontraadselt
  4. ontraadselen
  5. ontraadselen
  6. ontraadselen
o.v.t.
  1. ontraadselde
  2. ontraadselde
  3. ontraadselde
  4. ontraadselden
  5. ontraadselden
  6. ontraadselden
v.t.t.
  1. heb ontraadseld
  2. hebt ontraadseld
  3. heeft ontraadseld
  4. hebben ontraadseld
  5. hebben ontraadseld
  6. hebben ontraadseld
v.v.t.
  1. had ontraadseld
  2. had ontraadseld
  3. had ontraadseld
  4. hadden ontraadseld
  5. hadden ontraadseld
  6. hadden ontraadseld
o.t.t.t.
  1. zal ontraadselen
  2. zult ontraadselen
  3. zal ontraadselen
  4. zullen ontraadselen
  5. zullen ontraadselen
  6. zullen ontraadselen
o.v.t.t.
  1. zou ontraadselen
  2. zou ontraadselen
  3. zou ontraadselen
  4. zouden ontraadselen
  5. zouden ontraadselen
  6. zouden ontraadselen
en verder
  1. is ontraadseld
  2. zijn ontraadseld
diversen
  1. ontraadsel!
  2. ontraadselt!
  3. ontraadseld
  4. ontraadselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ontraadselen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
klara upp ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen betalen; effenen; egaliseren; vereffenen; voldoen
lösa sig ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen
lösa upp ontknopen; ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; oplossen doorstrepen; in ontbinding verkeren; loskrijgen; losmaken; lostornen; tornen; uithalen; uittrekken
reda upp ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken
reda ut ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken ontrafelen; ontwarren; ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uit de war halen; uit elkaar halen; uitzoeken