Resumen
Neerlandés a sueco:   más información...
  1. opjagen:
  2. Wiktionary:


Neerlandés

Traducciones detalladas de opjagen de neerlandés a sueco

opjagen:

opjagen verbo (jaag op, jaagt op, jaagde op, jaagden op, opgejaagd)

  1. opjagen
    skynda
    • skynda verbo (skyndar, skyndade, skyndat)
  2. opjagen (jachten; ophitsen; voortjagen; opdrijven)
    följa; jaga efter
    • följa verbo (följer, följde, följt)
    • jaga efter verbo (jagar efter, jagade efter, jagat efter)

Conjugaciones de opjagen:

o.t.t.
  1. jaag op
  2. jaagt op
  3. jaagt op
  4. jagen op
  5. jagen op
  6. jagen op
o.v.t.
  1. jaagde op
  2. jaagde op
  3. jaagde op
  4. jaagden op
  5. jaagden op
  6. jaagden op
v.t.t.
  1. heb opgejaagd
  2. hebt opgejaagd
  3. heeft opgejaagd
  4. hebben opgejaagd
  5. hebben opgejaagd
  6. hebben opgejaagd
v.v.t.
  1. had opgejaagd
  2. had opgejaagd
  3. had opgejaagd
  4. hadden opgejaagd
  5. hadden opgejaagd
  6. hadden opgejaagd
o.t.t.t.
  1. zal opjagen
  2. zult opjagen
  3. zal opjagen
  4. zullen opjagen
  5. zullen opjagen
  6. zullen opjagen
o.v.t.t.
  1. zou opjagen
  2. zou opjagen
  3. zou opjagen
  4. zouden opjagen
  5. zouden opjagen
  6. zouden opjagen
en verder
  1. ben opgejaagd
  2. bent opgejaagd
  3. is opgejaagd
  4. zijn opgejaagd
  5. zijn opgejaagd
  6. zijn opgejaagd
diversen
  1. jaag op!
  2. jaagt op!
  3. opgejaagd
  4. opjagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opjagen:

VerbTraducciones relacionadasOther Translations
följa jachten; opdrijven; ophitsen; opjagen; voortjagen begeleiden; bijhouden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; nakomen; naleven; navolgen; opvolgen; vergezellen; volgen
jaga efter jachten; opdrijven; ophitsen; opjagen; voortjagen
skynda opjagen aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jagen; overhaasten; snellen; spoeden; tempo maken; tempomaken; voortmaken; zich spoeden

Wiktionary: opjagen


Cross Translation:
FromToVia
opjagen driva; fösa pourchasserpoursuivre ou rechercher avec obstination, avec ardeur.
opjagen puffa; stöta; driva; fösa pousser — Faire pression contre quelqu’un ou contre quelque chose, pour le déplacer ou l’ôter de sa place.